Historie van de kerk
Historie van de kerk
Het dorp Menaldum (Menaam)Het dorp Menaldum ligt tussen de hoofdstad van Friesland Leeuwarden en Franeker in. Menaldum is het hoofddorp van de gemeente Menaldumadeel, wat deel uitmaakt van Westergo. De gemeente telt 13 dorpen met circa 13.700 inwoners waarvan er circa 2600 in Menaldum wonen. Ook staat hier het prachtige gemeentehuis, dat gebouwd is in 1841-1843 door architect Thomas Romein. De naam Menaldum komt het eerst in het jaar 1300 voor en zou bestaan uit de persoonsnaam ’Meginwald’ met daarachter ‘um’ wat hiem of woonoord betekend van Meginwald.Menaldum kent een rijke historie met bijvoorbeeld de drie verschillende states; Orxmastate, Graldastate en Hemmemastate (nu onder Beetgum). Op de plaats van Orxmastate staat nu een seniorencomplex met dezelfde naam. Menaldum was een overwegend agrarisch dorp met vooral veeteelt en landbouw. Dit karakter is nu nog herkenbaar aanwezig in de vorm van kleine stelpboerderijtjes, de zogenaamde gardenierswoningen, die te vinden zijn aan de Ljochtmisdyk en de Berltsumerdyk. Gardeniers waren kleine landbouwers.
Kerkgebouw en torenHet kerkgebouw, de toren en het orgel staan op de lijst van beschermde monumenten. De kerk werd in 1874 gebouwd op de funderingen van een ouder oorspronkelijk aan de Heilige Lambertus gewijd godshuis. De bouw werd uitgevoerd door de fa. Boonstra te Menaldum. Een architect of ontwerper is niet bekend. De toren was al enkele jaren eerder, in 1866 gebouwd ter vervanging van de oude zadeldaktoren. Met een hoogte van 46 meter en staande op de oude dorpsterp is de toren van Menaldum al van verre te zien. De bouwer hiervan was L.R. Wybrandy uit Franeker, die werkte naar een ontwerp van de architect J. Douma te Leeuwarden. Deze is ook de ontwerper van de Hervormde kerk van Terherne. Het is mogelijk dat Douma ook min of meer de hand heeft gehad in het ontwerp van het kerkgebouw, al is de toren wat meer versierd met o.a. cementstenen banden.
InterieurInwendig maakt de kerk een ruime en statige indruk. Het ruimtelijke effect wordt nog vergroot door het aan de noordkant uitgebouwde dwarspand. De strakke witte muren worden verlevendigd door decoratief stucwerk langs kroonlijsten en bogen, maar de blik wordt vooral getrokken door het monumentale orgelfront, de rijk versierde kansel en het doophek. Preekstoel en doophek zijn in 1672 gemaakt door Gerryt Nijhoff en Hendrick Jansen te Leeuwarden. De panelen van de kansel zijn versierd met ondiepe boogvormige nissen, waarin allegorische vrouwenfiguren staan die achtereenvolgens Geloof, Hoop, Liefde, Gerechtigheid en Standvastigheid verbeelden. Bij deze panelen is naast eikenhout ook ebbenhout gebruikt en zijn de gedraaide zuilen omslingerd door ranken. Heel opmerkelijk zijn de beide vleugelstukken: spiraalvormige verbindingstukken, van boven uitlopend in een vrouwfiguur en van onderen in een dolfijnenkop; de rechter vrouw houdt een drinkschaal in de hand, de linker slangen. Vermoedelijk de symbolen van Gematigheid en Voorzichtigheid. Schuin tegenover de preekstoel staat een herenbank, (kerkrentmeesterbank) met gewrongen zuilen en bekroond met het wapen Camstra-Aebinga. Deze bank dateert uit dezelfde tijd als kansel en doophek (1672). Van iets latere datum is een eenvoudige herenbank (notabelenbank) aan de oostkant van de kerk. Het overige meubilair stamt uit de tijd van de nieuwbouw (1874), evenals de reeks hangende petroleumlampen.
OrgelIn het jaar 1747 werd door niemand minder dan de bekende orgelbouwer Chr. Müller uit Amsterdam een nieuw orgel in de oude kerk gebouwd. Deze Chr. Müller is o.a. de bouwer van het prachtige en beroemde orgel in de Grote – of St. Bavo kerk te Haarlem. Ook heeft Chr. Müller het prachtige orgel in de Grote kerk te Leeuwarden gebouwd. Het orgel bestond uit een hoofdwerk met 8 stemmen en een rugwerk van 5 stemmen met waarschijnlijk een aangehangen pedaal. In het jaar 1861 is dit orgel “ouderwets" geworden en komt er een geheel nieuw orgel in de kerk, de kosten van dit orgel: € 3200,-. Dit nieuwe orgel werd op 20 oktober van dat jaar in gebruik genomen. Het rust op een gesneden voet van gedraaide zuilen, vervaardigd in het derde kwart van de zeventiende eeuw. Het huidige instrument bestaande uit hoofdwerk, 12 stemmen, bovenwerk 9 stemmen en vrij pedaal met 8 stemmen, met in totaal 29 stemmen werd in 1861 door Wilfred Hardorff uit Leeuwarden gebouwd, ter vervanging van het Müller-orgel uit 1747. In 1929 werd door de firma Bakker & Timmenga uit Leeuwarden een algemene restauratie uitgevoerd, waarbij op het hoofdwerk de Fagot 16 vervangen werd door een Cello 8 en waar de Quint 3 op het bovenwerk plaats moest maken voor een Voix Célèste 8. De laatste grondige restauratie vond plaats in 1988-1989.
| ||
terug | ||